Eigenschappen van eigenschappen
1. Waar gaat het over?
Voorwerpen, mensen, maar ook ideeën hebben eigenschappen.
We gaan kijken naar eigenschappen van eigenschappen.
2. Subjectiviteit en objectiviteit
Sommige eigenschappen zijn subjectief, sommige objectief. Of een schilderij mooi is of niet,
hangt van de smaak en opvoeding van de toeschouwer af. De eigenschap "mooi" is blijkbaar subjectief.
Sommige eigenschappen lijken objectief, dus onafhankelijk van de waarnemer
maar blijken toch subjectief te zijn.
Annette ziet bij voorbeeld een auto van links komen.
Karel, die aan de overkant van de straat staat, ziet diezelfde auto van rechts komen.
Ook "van links" en "van rechts" zijn waarnemer-afhankelijk en daarmee subjectief.
"Deze auto is gemaakt van blik" beschrijft een objectieve eigenschap.
3. Betrekkelijkheid
Niemand zal ontkennen, dat een olifant een groot dier is
maar ten opzichte van de aarde is de olifant erg klein.
De eigenschap "groot" of "klein" is "betrekkelijk" of "relatief".
De eigenschap snelheid wordt meestal betrekkelijk of relatief genoemd.
Je kan je afvragen of je in dit verband misschien van subjectief mag spreken.
Als je er over nadenkt, dan merk je, dat betrekkelijkheid en subjectiviteit soms moeilijk te scheiden zijn.
Zo zie je, dat maar weinig in dit leven "absoluut" is; het meeste is betrekkelijk!
En dat is absoluut waar.
4. Meetbaarheid
Eigenschappen kun je ook verdelen in meetbare en niet-meetbare eigenschappen.
Giftigheid, schoonheid, kleur, (on-)zichtbaarheid, smaak en geur zijn typisch eigenschappen
die je niet kunt meten. Je kunt nu eenmaal (nog?!) niet zeggen, dat de geur van pepermunt zoveel eenheden is.
5. Grootheden
Meetbare en berekenbare eigenschappen noemen we fysische of chemische grootheden.
Een grootheid is een maatgetal maal een eenheid.
Een grootheid en zijn eenheid behoren tot dezelfde dimensie.
De fysica en chemie zitten vol met grootheden.
6. Intensief en extensief
Sommige grootheden zijn afhankelijk van de hoeveelheid materiaal, waarmee je te maken hebt
zoals volume, massa, aantal mol en warmtecapaciteit. Dit zijn de extensieve grootheden.
De intensieve grootheden worden niet door de aanwezige hoeveelheid stof bepaald.
Voorbeelden zijn temperatuur, druk, dichtheid, concentratie, smeltpunt, soortelijke warmte en snelheid.
7. Richting
Een aantal grootheden heeft niet alleen grootte, maar ook richting. Dat zijn de vectoren.
De bekendste vectoren zijn verplaatsing, snelheid, impuls, versnelling, kracht, allerlei
gradiënten, elektrische en magnetische veldsterkte en stroomsterkte.
De meeste andere grootheden hebben geen richting. Dat zijn de scalaire grootheden of scalars.
8. Continu en discreet
Als een bepaald elastiekje zowel 5 cm als 8 cm lang kan zijn
dan kan de lengte van dat elastiekje elke denkbare waarde tussen 5 en 8 cm aannemen.
We zeggen, dat de lengte van het elastiekje continu kan veranderen.
Continu betekent hier niet "steeds", maar "zonder sprongen".
Op de schaal van de molekulen, atomen en nog kleiner gaat de continuïteit verloren:
de grootheden zijn dan discreet of discontinu: ze kunnen slechts sprongsgewijs veranderen.
De bekendste discrete veranderingen zien we bij de energieniveaus in atomen.
Wij kennen de sprongsgewijze verandering van de aanwijzing van een digitale klok,
maar dat betekent niet, dat de tijd zelf discreet zou veranderen!